PROJECTEN            MUZIEK            MAKERS             SHOP

’T IS VLAAMS, T TREKT OP GEEN KLOTEN


Hoe Teletext een nieuwe Vlaamse identiteit verbeeldt
door Simon Knaeps


Enkele jaren geleden ontdekten Leonore Spee en Sascha Bornkamp (Teletext) per toeval het Antwerps Liedboek dat oorspronkelijk uitgebracht werd in 1544. Sindsdien voeren ze onderzoek naar de Vlaamse identiteit aan de hand van Vlaamse volksliederen. Dit resulteerde al in een muzikale lecture performance, een EP, een kortfilm in samenwerking met enkele scholieren, verschillende videoclips en nu ook in het onderzoeksfestival Een Nyeu Liedeken. Ondersteund door WALPURGIS, Erfgoedlab Antwerpen, Museum Vleeshuis en Stad Antwerpen organiseerde Teletext drie avonden in de Roma. Ze vroegen verschillende kunstenaars uit het Antwerpse om zich via hun praktijk te verhouden tegenover het Antwerps Liedboek. De hamvraag van de derde avond: hoe de canon levend houden, en vooral: hoe krijgen we deze inclusiever? Het antwoord: door hem uit handen te geven aan mensen die weinig tot niets met die canon van doen hebben.



Even beginnen met een bekentenis. Teletext is voor mij al in haar opzet geslaagd omdat ik dankzij Een Nyeu Liedeken met nieuwe oren naar Wannes Van De Velde ben beginnen luisteren. Wat ik daarmee eigenlijk wil zeggen, is dat Spee en Bornkamp erin geslaagd zijn mij als witte cisgender hetero Vlaming weer met een frisse blik naar mijn Vlaamse identiteit te laten kijken. Ik ben sowieso iemand die graag in de spiegel kijkt en daarbij met plezier mijn Vlaams-zijn binnenstebuiten keer. Als puber verkondigde ik al trots dat ik eerst Europeaan was, dan Belg en dan pas Vlaming. Wannes Van De Velde was iets waar mijn vader mee dweepte, dus stoffig. Ik vond mezelf heel wat met dat verlichte anti-flamingantisme. Gelukkig groei je daar uit, ga je Claus en Boon lezen en leer je dat er interessantere manieren zijn om om te gaan met je culturele erfenis dan ze zomaar te verwerpen. Tegenwoordig is er trouwens weinig waar ik mijn Vlaamsheid zo hard in herken als in het schrijven van Mohammed Ouaamari, ook iemand die zich met een verfrissend perspectief stort op de Vlaamse cultuur. Teletext wakkerde dit kritische zelfonderzoek weer aan. Dankzij hun onderzoek – waar Nyeu Liedeken slechts het topje van de ijsberg van is – kan ik mezelf weer een beetje oprechter Vlaming noemen. Er zal altijd een vleugje ironie aan blijven kleven, maar ook dat hoort erbij.



De Schelde Gesprekken

Een Nyeu Liedeken maakt deel uit van een tweejarig artistiek onderzoek aan het Koninklijk conservatorium van Antwerpen dat Teletext in 2019 aanving. Afgelopen zomer zette ze in datzelfde project de Schelde Gesprekken op poten, drie conversaties over de Vlaamse identiteit met Ikram Aoulad, Omar Ba, Julie Cafmeyer, Neal Leemput, Bruno De Wever, Dalilla Hermans en Jaouad Alloul. Met het Scheldelied van Theodoor van Ryswyck, de voorloper van De Vlaamse Leeuw, als vertrekpunt proberen ze samen een nieuwe invulling te geven aan wat Vlaams-zijn nog kan betekenen in een superdivers België.



Een rode draad die door de gesprekken loopt, is de vaststelling dat de Vlaamse identiteit al te vaak wordt verengd tot de kwalijke uitwassen die we daarmee zijn gaan associëren. In elk gesprek komt dit wel even aan bod. ‘Er heerst een soort taboe op trotse Vlaming zijn,’ aldus Hermans. ‘Niet verwonderlijk. We associëren ‘Vlaams’ al snel met uitsluiting,’ antwoordt Ikram Aoulad daarop, wiens vroegste herinnering aan de Vlaamse identiteit een gigantische verkiezingsposter van het Vlaams Blok was, inclusief bokshandschoenen. Racistisch, homofoob en zelfs ranzig, zijn enkele van de termen die nog ter sprake komen. Je begrijpt waarom ik als puber ook liever niet bij dat clubje wilde horen.



Toch wijzen alle deelnemers van de Schelde Gesprekken erop dat het ook anders kan. Omar Ba waarschuwt voor het monopolie dat radicaal-rechts heeft op de Vlaamse identiteit. Hij stelt treffend dat het een slecht idee was om die Vlaamse strijd als iets exclusief te definiëren: ‘Het grootste cadeau dat ze aan zichzelf zouden kunnen doen is een inclusief Vlaams verhaal vertellen. Een verhaal te cultiveren waar iedereen trots op kan zijn, waar iedereen in zijn anders-zijn zijn plek vindt.’ Wil het Vlaamse project kans hebben op slagen, is het logischer dat je iedereen die toevallig op dit stukje grond leeft er net bij probeert te betrekken.



Bruno De Wever doet vanuit zijn expertise de ontstaansgeschiedenis van de Vlaamse beweging uit de doeken. Hij wijst op het feit dat er ook feministische, socialistische en anarchistische strekkingen binnen de historische Vlaamse beweging zaten. Het was zoveel meer dan wat we er vandaag onder lijken te verstaan. ‘Als we inderdaad zeggen dat het gestart is vanuit een strijd voor de taal, en op die manier een soort strijd voor een inclusiever begrip van wat Vlaams kan zijn… dan ben ik ook flamingant, denk ik,’ realiseert een verraste Neal Leemput. De conclusie van de Schelde Gesprekken is dat we ons dat Vlaams-zijn terug moeten toe-eigenen. Leemput wijst queering aan als mogelijke strategie om de Vlaamse identiteit van zijn starre imago te ontdoen.



Een Nyeu Liedeken

Teletext zet deze lijn resoluut door in Een Nyeu Liedeken waar ik de slotavond van bijwoonde. De eerdere twee avonden stonden respectievelijk in het teken van ‘De Gouden Eeuw van Antwerpen’ (met performances van Les Âmes Perdues en stadsdichter Seckou Ouologuem en een panelgesprek tussen Hanane Llouh, Timothy De Paepe, Rashif El Kaoui en Leonore Spee) en ‘Het Politieke Lied’ (met performances van Hind Eljadid, Céline Ottenburgh & Flor Declercq, Gilles Van Hecke en Jason Dousselaere). De derde avond van het drieluik kreeg als ondertitel ‘De Levende Canon’. Hoe kunnen we ons toch verhouden ten opzichte van dat stoffige Vlaamse gedoe? Hoe blazen we dat nieuw leven in?



De immer enthousiaste Nyiragasigwa Hens, die zichzelf omschrijft als artistieke community builder, trapt de avond af. Hens waagt zich aan een kort stukje publieksparticipatie door een Amoureus Liedeken uit het Antwerps Liedboek uit te delen onder het publiek en samen met ons voor te dragen. Meteen voel je een ongemakkelijke vervreemding in het publiek om de Middelnederlandse tekst van bijna 500 jaar oud opnieuw te moeten uitspreken. Wie begrijpt nog wat‘ic waen ghi waert een huebsce, een heubsce maechdelijn’ betekent? We hebben geen flauw idee wat we aan het voordragen zijn. Het zet meteen de toon en bevestigt de bevindingen uit de Schelde Gesprekken.



Regisseur Jonas Govaerts, die eerder met Teletext al het hilarische Prullied verwezenlijkte, ging aan de slag met zijn ‘morbide fascinatie voor de Reuzegom-affaire’ en voedt deze met zijn kinderangst voor reuzen en zijn heilige afkeer voor studentendopen waar hij als geboren en getogen Antwerpenaar jaarlijks mee geconfronteerd werd. Hij geloofde als kind dat die ontmenselijkende vernedering iets was waar iedereen door moest. Het resultaat is een (hele) korte film die een dystopisch beeld schetst van een Antwerpen waar reusachtige studenten in doopfrakken het centrum teisteren. De Boerentoren staat in brand en een dronken schachtentemmer steunt op Onze Lieve Vrouwentoren om een plasje te doen. Kort maar krachtig.



Maya Mertens (Vieze Meisje) liet zich verleiden door de dagboeken van Wannes Van De Velde en puurt uit die affiniteit een muzikale solo, rijkelijk besprenkeld met beats. Ze brengt een ode aan het bohémienbestaan en het nachtleven in de stad. Ze schrijft een brief aan Wannes en noemt Antwerpen een hartsvriendin die zij als Nederlandse deelt met hem. Het is vooral aan Mertens dat ik mijn (her)ontdekking van Van De Velde na afloop van de avond te danken heb.



Emanuele Dainotti vertrok op zijn beurt vanuit het ‘hyperobject’, geformuleerd in het denken van Timothy Morton. Hyperobjecten zijn objecten die zo massief en gigantisch zijn dat we ze enkel nog kunnen ‘ervaren’. Voorbeelden die Morton geeft zijn o.a. de opwarming van de aarde en plutonium. Dainotti postuleert volksmuziek als zo’n hyperobject en stelt andere stadsbewoners de vraag hoe zij denken dat de muziek van de toekomst zal klinken. In tien virtuele kamers krijg je via een Virtual Reality-bril enkele intieme getuigenissen te zien. Het ritselen van een sigaretvloeitje van de opa zegt er een, het tikken van de knotwilgen tegen de slaapkamerramen van het ouderlijk huis een ander. Opvallend dat in het verbeelden van een toekomst vooral nostalgie en kinderherinneringen een grote rol spelen.



Simon Baetens rondt tot slot de avond af met een dragperformance van zijn alter ego Electra. Baetens heeft naar eigen zeggen niets met Vlaamse volksmuziek. Waar hij zich echter wel in kan vinden is popmuziek. Hij beschouwt popmuziek als een soort alternatieve hedendaagse canon. In de herkenbaarheid van die populaire muziek – passeren onder andere de revue: Eiffel 65, Britney Spears, Charlie XCX en uiteraard ook Electra’s favoriet: The Crazy Frog – vindt Baetens een samenhorigheidsgevoel dat hij linkt aan de verbondenheid die ook in traditionele volksmuziek zit. Het volk waar Baetens en Electra zichzelf bij scharen, is niet gebonden door landsgrenzen of etniciteit. Het bevindt zich op het internet en in de beelden die sinds de jaren ‘90 ons collectieve geheugen zijn gaan beheersen. Naast de muziek die Electra vakkundig lypsynct maakt Baetens ook gebruik van projecties. Hij telt af van zijn geboortejaar 1995 tot nu. Passeren hier onder andere de revue: de lancering van Windows 96, de legalisering van het homohuwelijk in België en de ALS-bucket challenge om uiteindelijk te eindigen met beelden van de heersende klimaatapocalyps. Welk volk kan er leven op een kapotte planeet?


Een nieuwe en inclusieve Vlaamse identiteit

In hun initiële onderzoeksvraag citeren Spee en Bornkamp Gloria Wekker: ‘We moeten het verleden kennen, en het anders kennen dan we het ooit hebben gekend; niet om een traditie door te geven, maar om haar greep op ons te doorbreken.’ En dat is net wat ze met Een Nyeu Liedekenhebben gedaan. Een Vlaamse volkstraditie vanonder het stof halen, niet vanuit enige museale of conserverende reflex, wel om te proberen om de greep die het Vlaamse verleden nog steeds op ons heeft, te doorbreken.


Weinigen in het publiek tijdens een Nyeu Liedekenzullen zichzelf als ‘fiere Vlaming’ beschouwen. Het is iets suf en jakkie, iets waar je eerder met een grote bocht omheen wandelt. Laat het daarom aan twee Nederlandse theatermakers, Bornkamp en Spee, om dat beest net wél in de ogen te kijken. Op hun vraag gingen kunstenaars aan de slag met erfgoed waar ze uit eigen beweging waarschijnlijk niet uit zouden putten. Door een stukje Vlaamse canon aan makers te geven die daar ofwel naar eigen zeggen niets mee te maken (willen) hebben of die door hun afkomst en etniciteit er ook verder van af staan, slagen ze erin om het begrip ‘Vlaams-zijn’ weer op losse schroeven te zetten en in vraag te stellen. Zo plaatsen ze zich in een specifieke stroming in het Vlaamse cultuurlandschap die probeert om de Vlaamse identiteit te bevrijden uit de klauwen van een rechts-conservatieve ideologie. Het is een beweging die streeft naar een nieuw soort Vlaams-zijn dat wél inclusief durft te zijn. Het is die inclusiviteit die essentieel is voor het onderzoek van Teletext.


En passant drukt Teletext me zo ook op enkele minder zichtbare privileges die ik als etnische Vlaming heb. Ik heb me als geboren en getogen Vlaming nooit moeten verhouden tegenover dat Vlaams-zijn, ik was dat gewoon. Als ik daar wel over wilde nadenken, was dat op eigen initiatief of uit goesting. Anders is het voor nieuwe Vlamingen die wel voortdurend moeten bewijzen dat ze zich de Vlaamse cultuur hebben eigengemaakt. Het is gemakkelijk om je als Vlaming af te keren van ‘Vlaams-zijn’ maar  daarmee onttrek je je ook van enige vorm van verantwoordelijkheid en laat je de invulling ervan over aan zij die het zo eng mogelijk proberen te definiëren, met de kwalijke gevolgen voor minderheidsgroepen in Vlaanderen vandien. Zowel in de Schelde Gesprekkenen Een Nyeu Liedeken weerklinkt de roep om actief een nieuwe Vlaamse identiteit te verbeelden. Ook de kinderen van de collaboratie en de huidige rechts-conservatieve Vlaming zullen gebaat zijn bij zo’n inclusiever flamingantisme.


De Vlaming heeft zich zogezegd altijd onderdrukt gevoeld. Was het eerst de Franskiljon, dan de Spanjaard, dan de Hollander, dan weer de Francofone bourgeoisie en de repressie na de Tweede Wereldoorlog, dan is het nu waarschijnlijk het zogenaamde politiek correcte denken. Het onderzoek van Teletext biedt mogelijkheden om een uitweg te verbeelden uit die vicieuze cirkel van minderwaardigheid. Het is te hopen dat Teletext in hun toekomstige projecten nog meer inzet op een brede toegankelijkheid, waar nog meer kanten van het politieke spectrum en lagen uit de bevolking deel van kunnen uitmaken. Zo wordt het pas echt een wederzijdse dialoog en minder preaching to the choir. Zo verhelpen we dat sommigen onder ons zich het slachtoffer van een veranderende tijdsgeest hoeven te wanen.



PS: Voor zij die zich afvragen waar de clickbait-achtige titel nu vandaan komt? Deze komt dus van Wannes Van De Velde. In twee nummers die ik tijdens mijn herontdekkingstocht tegenkom, legt hij als meestersatiricus enkele pijnpunten van de Vlaamse beweging haarscherp bloot. Ik beveel ze je van harte aan: ’t is Vlaams, ’t trekt op geen kloten en Spreekt me van geen Vlaamse kwestie. Van De Veldes Vlaamse strijd is er een die solidair is met de kwetsbaren, die niet naar beneden trapt maar naar boven. Misschien was mijn vader zo stoffig nog niet?


Een citaat dat me bij het schrijven van deze tekst heeft bijgestaan, is deze conclusie van Johan Anthierens bij Van De Veldes debuutplaat uit 1966. Anthierens verwoordt akelig accuraat wat er in mijn binnenwereld omging tijdens het reflecteren over Een Nyeu Liedeken


‘Wannes heeft mij twee vooroordelen armer gemaakt. Tot voor de felle blondbaard mijn subjectieve wereld binnentrok en er een keel opzette, veegde ik folkore op één hoop met de artistieke uitspattingen van aderverkalkte nationalisten. Folklore, dacht ik, bedrijf je met een riek in de hand en Scherpenheuvel aan de einder. En dialect was voor mij Nederlands met modderspatten op. Sinds Wannes Van de Velde en zijn kompanen mij in hun ban houden, bijt ik in dialect als in een verboden vrucht en doe ik mijn steek af voor de anonieme straatzangers van vorige eeuw, de achterbuurt-chansonniers, de riool-minstrelen. Wie voor deze rauwe gouden grammofoonplaat, voedingsbodem van het moderne chanson, zijn schouders ophaalt, heeft het temperament van een drogen haring. Wannes heeft mij twee vooroordelen armer gemaakt. Daar ben ik niet zo gelukkig mee. Wat begin je in deze wereld zonder vooroordelen?’





MEER PROJECTEN